Tijdens de eerste oorlogsfase (1914-1915) speelt het landschap een belangrijke rol. Het vele groen vormt een natuurlijke barrière die volledig wordt benut. Hoewel veel gebouwen worden vernield, blijft deze natuurlijke verdediging bestaan. De hoogtes, bossen, hagen en hoeves hebben een sterke invloed op het verloop van de opeenvolgende slagen en de positie van het front. Ze bieden schuilplaatsen en zijn essentieel als verdediging.
Vanaf 1916 beginnen de Duitsers met de bouw van meerdere versterkte linies achter het front. Talloze rijen prikkeldraad, mitrailleursnesten en bunkers volgen nauwlettend de topografie en verbinden de meest strategische landschapselementen met elkaar. Hier bevind je je op de Flandern I Stellung, de vierde Duitse verdedigingslinie. Deze linie is gekenmerkt door militaire posten van beton, die door hun hogere ligging een uitstekend overzicht bieden op het slagveld.
Tijdens de Slag bij Passendale – ook wel bekend als de Derde Slag bij Ieper – is de vernieling totaal. Voor elke aanval schieten de geallieerden het slagveld volledig kapot, in een poging de Duitse verdediging te vernietigen. In slechts enkele maanden wordt het terrein omgevormd tot een uitgestrekt maanlandschap.