Augustijnenabdij te Zonnebeke
De Augustijnenabdij is een verdwenen abdij die in 1072 werd gebouwd en tijdens de Franse Revolutie werd afgebroken. Het was een grote abdij van de Reguliere Kanunniken van de Orde van St.‑Augustinus. Zij waren geestelijken die samenleefden in een klooster en handelden volgens de ‘Regel van Augustinus’.
Via een oorkonde van bisschop Drogo van Terwaan en op verzoek van Fulpoldus, heer van Rollegem, werd een kapittel gesticht. Die geestelijke gemeenschap bestond uit drie kanunniken, ook wel kappittelheren genoemd, die verbonden waren aan de plaatselijke Onze-Lieve-Vrouwekerk in Zonnebeke.
Geschiedenis abdij
In 1142 werd het kapittel omgevormd tot een abdij, waar de monniken samen in gemeenschap leefden. Zij leefden volgens de ‘Regel van Augustinus’, een leefregel die gebaseerd is op soberheid en discipline.
Tussen 1143 en 1300 verwierf de abdij honderden hectare onroerend erfgoed, van Noord-Frankrijk tot aan de Belgische kust. Ongeveer de helft van dat erfgoed werd eigendom van de Zonnebeekse abdij.
De kloosterlingen woonden in de abdij tot de Franse Revolutie. Vanaf dan werd de abdij opgeheven door de wet van 15 september 1796. Die wet schafte alle geestelijke orden en congregaties, kloosters, abdijen, priorijen en kapittels af.
In 1797 werden de gebouwen en gronden verkocht. Nadien werden de gebouwen systematisch verbouwd en afgebroken in functie van het kasteel van Zonnebeke en het park. Het werd onder meer de adellijke residentie van de familie de Laveleye en later van de familie Iweins.
Op haar hoogtepunt had de abdij ruim 5.000 m² aan gebouwen. In 1917 werd de abdij echter vernield. Slechts twee gebouwen bleven over: het neerhof met tuin en de ruïnes van de abtswoning, dat omgebouwd werd tot kasteel.
Benedictinessenabdij
De Abdij van de Nonnebossche was een vrouwenklooster van de Orde van St.-Benedictus in Zonnebeke en ontstond waarschijnlijk rond 1101. De benedictinessen volgden de ‘Regel van Sint-Benedictus’: Ora et Labora. Dit betekent letterlijk “Bid en Werk”. Het ‘werk’ betekende dat een klooster zelfvoorzienend moest zijn en geen bijdrage van de moederkerk nodig had.
In de 16e eeuw waren er tal van plunderingen, brandstichtingen en verwoestingen door de Geuzen. De Geuzen waren Nederlandse edelen die het tijdens de Tachtigjarige Oorlog niet eens waren met de Spaanse koning Filips II.
Het klooster bleef bestaan tot aan de Geuzenberoerten. In 1583 vluchtten de zusters naar Ieper, waar het klooster naartoe werd overgebracht, en in 1598 verwoestten de Geuzen de abdij.
Praktische info
- Gratis toegang
- Kan gegidst worden